e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardestalzolder paardszolder: piats˲[zolder] (Eigenbilzen) De zolder boven de paardestal, soms vanuit de schuur te bereiken. Meestal werd er hooi in bewaard; soms sliep de knecht er. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen het lemma "koestalzolder" (3.4.1). [N 5A, 73a; monogr.] I-6
paasbiecht paasbiecht: paosbiech (Eigenbilzen), poasbiech (Eigenbilzen) De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
paaseieren zoeken paaseieren rapen: poasejjer roape (Eigenbilzen), pòòsèjer roape (Eigenbilzen) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] III-3-2
paaskaars paaskaars: de poaskjas (Eigenbilzen), pòòskjas (Eigenbilzen) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
paaszaterdag paaszaterdag: poaszoaterdeg (Eigenbilzen) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pad, paadje weg, weggetje: Note v.d. invuller:  wèèske (Eigenbilzen) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] III-3-1
paddestoel (alg.) champignon: champeljongs (Eigenbilzen, ... ), šampəljoŋ (Eigenbilzen), duivelskaas: soort  di:vəlske:s (Eigenbilzen) paddestoel [RND] || Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een eetbare ~ in het algemeen (foens, kampernoelie). [N 92 (1982)] || paddestoel, Een vergiftigde ~ in het algemeen (duivelskaas). [N 92 (1982)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf opgeblazen (dik): opgeblòze (Eigenbilzen) opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
paillette broche (fr.): broche (Eigenbilzen), paillette (fr.): pailette (Eigenbilzen), pelette (Eigenbilzen) Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)] III-1-3
pak slaag smeer: smèèr (Eigenbilzen), streep: strèèp (Eigenbilzen) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] III-1-2