23231 |
pasen |
pasen:
paosen vult laet (Q086p Eigenbilzen),
poase (Q086p Eigenbilzen),
pòòse (Q086p Eigenbilzen)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
29025 |
pasklaar |
vaardig voor te mikken:
vjadǝx vɛr tǝ mekǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28844 |
passement |
galon:
galon (Q086p Eigenbilzen)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
goed mikken:
goed mikke (Q086p Eigenbilzen),
goed passen:
het past mich goed (Q086p Eigenbilzen),
goed staan:
het stèèt mich goed (Q086p Eigenbilzen),
mikken:
mikke (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
mikken (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passezondaag (Q086p Eigenbilzen),
vijfde zondag van de vasten:
vijfde zondeg van de vaste (Q086p Eigenbilzen)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
de pestoor (Q086p Eigenbilzen),
pestoor (Q086p Eigenbilzen),
pəsto:r (Q086p Eigenbilzen)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND]
III-3-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
de pasterij (Q086p Eigenbilzen),
pastorij (Q086p Eigenbilzen)
|
Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
frieten:
fritte (Q086p Eigenbilzen)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)]
III-2-3
|
23542 |
pateen |
pateen (<fr.):
pateen (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|