e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: paosen vult laet (Eigenbilzen), poase (Eigenbilzen), pòòse (Eigenbilzen) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
pasklaar vaardig voor te mikken: vjadǝx vɛr tǝ mekǝ (Eigenbilzen) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
paspoort pas: pas (Eigenbilzen, ... ) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
passement galon: galon (Eigenbilzen) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen goed mikken: goed mikke (Eigenbilzen), goed passen: het past mich goed (Eigenbilzen), goed staan: het stèèt mich goed (Eigenbilzen), mikken: mikke (Eigenbilzen, ... ), mikken (Eigenbilzen) Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] III-1-3
passiezondag passiezondag: passezondaag (Eigenbilzen), vijfde zondag van de vasten: vijfde zondeg van de vaste (Eigenbilzen) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
pastoor pastoor (<lat.): de pestoor (Eigenbilzen), pestoor (Eigenbilzen), pəsto:r (Eigenbilzen) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] III-3-3
pastorie pastorie: de pasterij (Eigenbilzen), pastorij (Eigenbilzen) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
patates frites frieten: fritte (Eigenbilzen) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): pateen (Eigenbilzen, ... ) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3