33807 |
pommelee, appelschimmel |
(een) gepenningde:
(een) gepenningde (Q086p Eigenbilzen),
appelschimmel:
apǝlšemǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
33572 |
pompoen |
pronkappel:
In Janssen onder het lemma "Pronkappel
bronkappel (Q086p Eigenbilzen)
|
I-7
|
20458 |
pooier |
pooier:
pooier (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19957 |
poort |
poort:
pu̯ő̜t, pu̯ø̜t (Q086p Eigenbilzen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
34019 |
poot omhoog |
poot-op:
poot-op (Q086p Eigenbilzen)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plãnt[aardappelen] (Q086p Eigenbilzen),
plantgoed:
pla.nt˲gūt (Q086p Eigenbilzen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22806 |
pop |
pop:
poep (Q086p Eigenbilzen),
pup (Q086p Eigenbilzen)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)] || Pop.
III-3-2
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
pup (Q086p Eigenbilzen)
|
vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22660 |
poppenspel |
marionettenspel:
marjonettenspjèl (Q086p Eigenbilzen),
poppenkast:
puppekas (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
de voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel] [N 112 (2006)] || De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24490 |
populier (alg.) |
populier:
populier (Q086p Eigenbilzen),
-
poppelier (Q086p Eigenbilzen)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier (Populus) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|