e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozenhoedje noster: ne noster (Eigenbilzen), noster (Eigenbilzen), rozenhoedje: rozehoetsje (Eigenbilzen) Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkrans noster: de noster (Eigenbilzen), ne noster (Eigenbilzen), rozenkrans: de rozekrans (Eigenbilzen), rozekrans (Eigenbilzen) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransgebed drie nosters: drij nèsters (Eigenbilzen), rozenkrans: rozekrans (Eigenbilzen), rozenkransgebed: rozekransgebed (Eigenbilzen) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand rozenkransmaand: rozekransmunt (Eigenbilzen) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rozijn rozijn: rozijn (Eigenbilzen) Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] III-2-3
rug rug: pijn in də reg (Eigenbilzen), reg (Eigenbilzen) de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] III-1-1
rug van het lemmer rug: règ (Eigenbilzen) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
ruggengraat ruggengraat: reggegroat (Eigenbilzen), ruggenstrang: reggestrank (Eigenbilzen) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel welver: welver (Eigenbilzen) [N 10 (1961)] III-1-1
ruien rijzelen: re.zələ (Eigenbilzen), reezele (Eigenbilzen), rézelen (Eigenbilzen), ruiven: rèjve (Eigenbilzen) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1