e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruk ruk: rèk (Eigenbilzen), snok: snok (Eigenbilzen) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] || Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)] III-1-2
runderhorzel, horzel horzel: wossel (Eigenbilzen) horzel [ZND 27 (1938)] III-4-2
rups rups: rups (Eigenbilzen, ... ) rups [ZND 06 (1924)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rustaltaar rustaltaar: het rosaltaar (Eigenbilzen) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: rèsten (Eigenbilzen) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis oudemannetjeshuis: aatmennekeshoos (Eigenbilzen) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw opengesprongen: də haan zien wəppə gəsprongən (Eigenbilzen) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw, hard ruw: rouw (Eigenbilzen) zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruzie ruzing: riezing (Eigenbilzen) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzing maken: riezing moaken (Eigenbilzen) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1