e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sabbelen sabberen: zabbere (Eigenbilzen) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsdag eerste donderdag na sinksen: der joste donnerdeg noa sinkse (Eigenbilzen), sacramentsdag: sacreminsdaag (Eigenbilzen) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3
sacramentshuisje tabernakel (<lat.): het tabernaokel (Eigenbilzen) Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentsprocessie grote processie (<lat.): də grootə processie (Eigenbilzen), sacramentsprocessie (<lat.): sacramintspersesse (Eigenbilzen) De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)] || Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
sacramentsweek sacramentsweek: sakramintswék (Eigenbilzen) Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)] III-3-3
sacristie sacristie: de sakkerstij (Eigenbilzen), sakristij (Eigenbilzen, ... ) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salueren aanslaan: də soldaotən mottən aonslwən (Eigenbilzen), salueren (<fr.): salewère (Eigenbilzen) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
samenspannen meteenhouden: dei twee hagen meəēēn (Eigenbilzen) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
sanctus sanctus (lat.): sanctus (Eigenbilzen), sanktus (Eigenbilzen) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
sandaal sandaal: sandaal (Eigenbilzen) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3