23985 |
biechtvader |
biechtvader:
biechvader (Q086p Eigenbilzen)
|
De biechtvader [biechvadder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
bīə (Q086p Eigenbilzen),
bìeən (Q086p Eigenbilzen)
|
bieden [RND], [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bier (Q086p Eigenbilzen),
bīēr (Q086p Eigenbilzen),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (Q086p Eigenbilzen)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)], [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
33502 |
bieslook |
look:
lwøk (Q086p Eigenbilzen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
bietenloof:
bētǝlōf (Q086p Eigenbilzen)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33255 |
bietensnijbak |
bietenbak:
bē̜tǝbak (Q086p Eigenbilzen)
|
Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d]
I-5
|
33245 |
bietenveld |
raapland:
ręplant (Q086p Eigenbilzen)
|
Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.]
I-5
|
30967 |
biezen |
biesjes:
biskǝs (Q086p Eigenbilzen),
biezen:
bizǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Fijne lijntjes die als versiering op het hele rijtuig zijn aangebracht. [N 101, 21]
I-13
|
28399 |
bij |
bien:
bin (Q086p Eigenbilzen)
|
De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.]
II-6
|
33857 |
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen |
fransen:
fransǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86]
I-9
|