21179 |
sleepboot |
sleepboot:
slèèpboot (Q086p Eigenbilzen)
|
een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24551 |
sleepruim |
kriek:
krieken (Q086p Eigenbilzen)
|
sleedoorn vrucht [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
22345 |
sleeën |
gorren:
gorren (Q086p Eigenbilzen),
met de ijsstoel varen:
met de eesstoel varen (Q086p Eigenbilzen),
varen:
vaore (Q086p Eigenbilzen)
|
met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] || Met de ijsslee rijden [narren, sleeën]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17930 |
slenteren |
slenteren:
slentere (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17899 |
slepen |
slepen:
slèpen (Q086p Eigenbilzen)
|
Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19374 |
sleutel |
sleutel:
(è, van franse père) soms noemt men het ook wel: snjètel
sljètel (Q086p Eigenbilzen)
|
Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24535 |
sleutelbloem |
kerksleutel:
-
kerksljettəl (Q086p Eigenbilzen)
|
sleutelbloem [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
31391 |
sleutelvijl |
sleutelvijl:
sljętǝlvęjl (Q086p Eigenbilzen)
|
Stalen vijl van 10 tot 20 cm lengte voor het bewerken van sloten en sleutels. Het blad van de vijl kan plat, spits-plat of spits toelopend van vorm zijn. De doorsnede ervan is vierkant, driehoekig, rond of halfrond. Zie ook afb. 106. [N 33, 96; N 33, 93]
II-11
|
18022 |
slijm |
slijm:
sleem (Q086p Eigenbilzen),
snot:
snot (Q086p Eigenbilzen)
|
Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder, snotter, snot). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25353 |
slijpsteen |
slijpsteen:
slē̜pstē̜n (Q086p Eigenbilzen)
|
Steen waarop gereedschappen als beitels, schroevendraaiers, etc. geslepen worden; meer in het bijzonder ook de ronde steen die om een spil of as draait en in een slijpstelling of aan een elektrische slijpmachine is bevestigd. Als slijpsteen worden korrelige, zeer harde steensoorten als amaril en carborundum gebruikt. Zij worden geleverd in grove, middel- en fijne korrel. Zie ook afb. 1. [N 33, 271; L 6, 68b; monogr.; div.]
II-11
|