e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluier voile (fr.) met kransje: vwal meͅt krēͅnšə (Eigenbilzen) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar vleesterkop: vlèèsterkop (Eigenbilzen) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluipen kruipen: krope(n) (Eigenbilzen), kropen (Eigenbilzen), sluipen: slèpen (Eigenbilzen) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] || Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)] III-1-2
sluis sluis: slous (Eigenbilzen) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluitklep gaar: gōr (Eigenbilzen) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitpin onder aan een poortvleugel vloerschoude: vluršā (Eigenbilzen) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitspeld toespang: tauspang (Eigenbilzen), toespang (Eigenbilzen), touwspang (Eigenbilzen, ... ) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
sluitspier van de aars kontspier: kontspier (Eigenbilzen) spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)] III-1-1
sluitstang boven aan een poortvleugel schoude: ša (Eigenbilzen) Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b] I-6
smaak smaak: smòòk (Eigenbilzen, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1