18630 |
sluier |
voile (fr.) met kransje:
vwal meͅt krēͅnšə (Q086p Eigenbilzen)
|
sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17577 |
sluik haar |
vleesterkop:
vlèèsterkop (Q086p Eigenbilzen)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17933 |
sluipen |
kruipen:
krope(n) (Q086p Eigenbilzen),
kropen (Q086p Eigenbilzen),
sluipen:
slèpen (Q086p Eigenbilzen)
|
Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] || Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21174 |
sluis |
sluis:
slous (Q086p Eigenbilzen)
|
de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18542 |
sluitklep |
gaar:
gōr (Q086p Eigenbilzen)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
vloerschoude:
vluršā (Q086p Eigenbilzen)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
20168 |
sluitspeld |
toespang:
tauspang (Q086p Eigenbilzen),
toespang (Q086p Eigenbilzen),
touwspang (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17704 |
sluitspier van de aars |
kontspier:
kontspier (Q086p Eigenbilzen)
|
spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
schoude:
ša (Q086p Eigenbilzen)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
17741 |
smaak |
smaak:
smòòk (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|