18338 |
sokophouder |
jarretelle (fr.):
jertel (Q086p Eigenbilzen)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldoat (Q086p Eigenbilzen),
suldo:t (Q086p Eigenbilzen)
|
soldaat [RND] || welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
də soldaotən mottən aonslwən (Q086p Eigenbilzen),
soldoaten (Q086p Eigenbilzen),
suldo:tə (Q086p Eigenbilzen),
suldo:tən (Q086p Eigenbilzen)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND], [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
soldaote kerkhof (Q086p Eigenbilzen)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31507 |
soldeerbout |
bout:
bwǫt (Q086p Eigenbilzen)
|
In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.]
II-11
|
31512 |
soldeerlamp |
naphtelamp:
naflamp (Q086p Eigenbilzen)
|
Brander waarmee een vlam kan worden ontwikkeld die heet genoeg is om soldeer te doen smelten en om soldeerbouten te verhitten. Zie ook afb. 188. Als brandstof voor de soldeerlamp werd door de informanten genoemd: zuivere benzine (L 423), benzine (Q 117, Q 118), gasoline (Q 121c) en lichte naphte (L 414). [N 33, 196a-b; N 64, 17a; monogr.]
II-11
|
31514 |
soldeersel |
tin:
ten (Q086p Eigenbilzen)
|
Metaal of metaalmengsel dat dient om de oppervlakten van twee of meer verwarmde stukken metaal aan elkaar te verbinden. Men onderscheidt de soldeersels naar hun smeltpunt in zacht- en hardsoldeer. Zachtsoldeer smelt beneden 3000 C en laat zich met de soldeerbout verwerken. Hardsoldeer smelt bij hogere temperaturen en wordt verwerkt met een soldeerlamp. Zachtsoldeer is gewoonlijk samengesteld uit een mengsel van lood en tin. Als grondstoffen voor hardsoldeer worden onder meer koper, zink, zilver en soms ook goud gebruikt. Soldeersel kan in de vorm van staven, platen, draden, korrels of poeder geleverd worden. Smeertin is een soldeersel dat vaak door loodgieters wordt gebruikt. Bij verwarming gaat het eerst in een deegachtige toestand over waarin men het kan kneden en uitsmeren, waarna het pas vloeibaar wordt. Volgens de invuller uit L 423 bevatte tinsoldeersel 30 à 33% tin bij loodwerkzaamheden, 40 à 45% bij zinkwerkzaamheden en 50% bij speciaal werk. [N 33, 194; N 33, 198; N 33, 202; N 64, 26a; N 64, 26c; N 66, 36b; monogr.]
II-11
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldērǝ (Q086p Eigenbilzen),
sǫldē̜rǝ (Q086p Eigenbilzen),
souderen:
sudērǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
18428 |
soorten mouwen |
raglanmouw:
reglotmouw (Q086p Eigenbilzen)
|
Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28833 |
soorten patronen of dessins |
bloempje:
blømkǝ (Q086p Eigenbilzen),
effen:
effen (Q086p Eigenbilzen),
ruitje:
rētšǝ (Q086p Eigenbilzen),
streepje:
(mv)
strēpkǝs (Q086p Eigenbilzen)
|
Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW]
II-7
|