e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stofdoek stublommel: steͅploͅməl (Eigenbilzen) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1
stok of twijg om een kind te straffen wis: wis (Eigenbilzen), znd 23, 60c;  wis (Eigenbilzen) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stola pelssjerp: peͅlsšeͅrəp (Eigenbilzen), stola (lat.): stola (Eigenbilzen), stool (<lat.): stool (Eigenbilzen) De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
stolp over een heiligenbeeld stolp: stolp (Eigenbilzen), stulp (Eigenbilzen) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stookgat van de oven ovenmuil: [oven]mǫu̯l (Eigenbilzen) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel stookhuis: stu̯ø̜kǝs (Eigenbilzen), stu̯ǫkǝs (Eigenbilzen) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stop stop: stop (Eigenbilzen) Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)] III-2-1
stop, zekering plomb (fr.): plon (Eigenbilzen) Voorwerp dat elektrische stroom onderbreekt zodra die te sterk wordt (stop, plon) [N 79 (1979)] III-2-1
stopnaald stopnaalde: stopnølžǝ (Eigenbilzen) Grote naald om kousen en andere zaken mee te stoppen. Stopnaalden zijn langer dan naainaalden en hebben grotere ogen. Er zijn er in verschillende diktes. [N 62, 49c; Gi 1.IV, 53; monogr.] II-7
stoppen stoppen: stopǝ (Eigenbilzen) Naaien met de stopsteek. De stopsteek wordt gebruikt om twee open kanten zo onzichtbaar mogelijk met elkaar te verbinden. [N 59, 59; N 59, 70; monogr.] II-7