32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blǭt (Q086p Eigenbilzen),
blader:
blē̜r (Q086p Eigenbilzen)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladzijde (Q086p Eigenbilzen)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19978 |
blaffen |
bellen:
bèlen (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
schoteltje:
šeͅtəlkə (Q086p Eigenbilzen)
|
het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
23820 |
blasiuszegen |
blasiuszengel:
Blasiuszèngel (Q086p Eigenbilzen)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blew euch (Q086p Eigenbilzen)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
olber:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
olbər (Q086p Eigenbilzen),
wolber:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2 zeldzaam
wolbər (Q086p Eigenbilzen)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
blauwschimmel:
blauwschimmel (Q086p Eigenbilzen)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
raiger (Q086p Eigenbilzen),
reiger (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
reiger [ZND 41 (1943)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] || reiger, blauwe
III-4-1
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
dikke vlieg:
dikke vlieg (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|