25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
trèk (Q086p Eigenbilzen)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
ritsetig:
retsǝtex (Q086p Eigenbilzen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
entree (Q086p Eigenbilzen),
toegangsprijs:
n niet uitspreken
də tougangsprees ēs ənə frank (Q086p Eigenbilzen)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)] || De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
oprit:
opręt (Q086p Eigenbilzen)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
33592 |
toekruid, algemeen |
gekruid:
gekrijte (Q086p Eigenbilzen)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
20141 |
toestel waarin men kinderen leert lopen |
loopkorf:
loapkèrf (Q086p Eigenbilzen),
loopwagel:
laopwaogel (Q086p Eigenbilzen),
loapwoagel (Q086p Eigenbilzen)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19663 |
toilet |
huisje:
heͅi̯skə (Q086p Eigenbilzen)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21215 |
tolboom |
barrier (<fr.):
brier (Q086p Eigenbilzen)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21381 |
tolgaarder |
commies (<fr.):
kemies (Q086p Eigenbilzen)
|
de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17859 |
tollen |
draaien wie een kokkerel:
drèen wij ne kukkerel (Q086p Eigenbilzen),
kokkerellen:
spelen met eem kukkerel
kukkerelle(n) (Q086p Eigenbilzen),
ronddraaien:
ronddrëen (Q086p Eigenbilzen)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, tollen, kokkerellen, (rond)draaien) [N 108 (2001)]
III-1-2
|