e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van de duivel bezeten door de duivel bezeten: dwèr den dievel bezète (Eigenbilzen), van de duivel bezeten: van den dievel bezèète (Eigenbilzen) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3
van een bepaald patroon voorzien geruit: gǝrōt (Eigenbilzen) Een bepaald patroon is niet één specifiek patroon, maar kan blijkens de opgaven variëren. [N 62, 74b; MW] II-7
van hoge afkomst van hoge afkomst: van hŏĕg aafkóóms (Eigenbilzen), van hŏĕggə aafkoms (Eigenbilzen) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van zijn plaats rollen uitdraaien: is uitgedraaid (Eigenbilzen) van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen] [N 112 (2006)] III-3-2
vangen vangen: vangen (Eigenbilzen) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
vanzelfsprekend natuurlijk: das nattierlek (Eigenbilzen), da’s natierlik (Eigenbilzen) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
varen (alg.) vaam: vaom (Eigenbilzen), -  vaom (Eigenbilzen) varen || Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] III-4-3
varken van acht tot twaalf weken scheut: šu̯ø̜t (Eigenbilzen), scheutje: šitšǝ (Eigenbilzen) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varken van drie tot vijf maanden broeiling: brɛleŋ (Eigenbilzen) Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkensketel varkensketel: vɛrǝkǝski̯ɛtǝl (Eigenbilzen) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6