e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschieten afschieten: (= afschieten).  aafschieten (Eigenbilzen) anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)] III-4-4
verschijning verschenen (volt.deelw.): slievevrew is in Lourd verschjènen (Eigenbilzen), verschijning: een versjeining habbe (Eigenbilzen) Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)] III-3-3
verschuldigd zijn schuldig zijn: sjüldig zien (Eigenbilzen) verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)] III-3-1
versierde schouderdoek voile (fr.): vwāl (Eigenbilzen, ... ) schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
versieren (met bloemen) sieren: siere (Eigenbilzen, ... ), versieren: de stroate versiere (Eigenbilzen), versieren (Eigenbilzen) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] III-3-2
versiersel schmink (<du.): shmink (Eigenbilzen), siersel: siersel (Eigenbilzen), versiering: versiering (Eigenbilzen), versiersel: versiersels (Eigenbilzen) Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)] || voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)] III-1-3
versleten versleten: versljèten (Eigenbilzen), versljètte (Eigenbilzen), verslètte (Eigenbilzen, ... ) door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] || Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] III-1-3
verstand verstand: verstand (Eigenbilzen) het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] III-1-4
verstandig verstandig: verstennig (Eigenbilzen) een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] III-1-4
verstandskies dikke tand: dikke tand (Eigenbilzen), wijsheidstand: weisheidstand (Eigenbilzen) Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)] III-1-1