e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verwelkt verslenst: verslenst (Eigenbilzen) Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)] III-4-3
verwend kindje bedorven kind: bedorven kind (Eigenbilzen) een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)] III-2-2
verwensen verwensen: verwinsen (Eigenbilzen) iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)] III-3-1
verzolen versen derop zetten: vjasǝ trop zętǝ (Eigenbilzen) Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b] II-10
verzuimen verzuimen: verzeimen (Eigenbilzen) nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)] III-1-4
vespers vespers (<lat.): də vespərs (Eigenbilzen), vespers (Eigenbilzen, ... ) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
vest kamizool (<fr.): kamməzol (Eigenbilzen), kaməzol (Eigenbilzen) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)] III-1-3
vestzakje maaltje: mēͅlkə (Eigenbilzen) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
vetmesten vetten: vɛtǝ (Eigenbilzen) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11
veulen veulen: vi̯elǝ (Eigenbilzen) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9