17575 |
weerborstel |
valse kruin:
n valse kroon (Q086p Eigenbilzen)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
bliksemen:
blikseme (Q086p Eigenbilzen)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerliert:
wêrlieert (Q086p Eigenbilzen)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
stijfmuil:
stijfmuil (Q086p Eigenbilzen)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroet:
weesgegroet (Q086p Eigenbilzen),
Weesgegroet (Q086p Eigenbilzen),
weeskegroet (Q086p Eigenbilzen)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23719 |
weesgegroetkralen |
weesgegroetkralen:
de weeskegroet kralle (Q086p Eigenbilzen)
|
De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21247 |
weg |
weg:
wɛ̄x (Q086p Eigenbilzen)
|
weg [RND]
III-3-1
|
33698 |
weg over het erf |
hofpad:
hufpǭt (Q086p Eigenbilzen)
|
Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111]
I-8
|
23869 |
wegbereiders van de processie |
schutten:
de schètte (Q086p Eigenbilzen)
|
De groep (militairen, leden van de schutterij) die in de processie vooruit loopt en de eventuele hindernissen opruimt die de processie op haar weg vindt [bielemaander, bielemennekes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17907 |
weggrissen |
graaien:
graaien (Q086p Eigenbilzen),
vortritsen:
vurtritse (Q086p Eigenbilzen)
|
Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|