e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wippen wippen: wippe (Eigenbilzen, ... ), /  wippen (Eigenbilzen) / [SND (2006)] || op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen] [N 112 (2006)] III-3-2
wisselen wisselen: wisselen (Eigenbilzen) onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)] III-4-4
wisselvallig weer veranderlijk (weer): het wèèr ès veraanderlik (Eigenbilzen) nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
wit halsboordje bandje: bensjə (Eigenbilzen) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit zand, stooizand zavel: zoavel (Eigenbilzen) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte donderdag witte donderdag: witten donderdeg (Eigenbilzen), witten donnerdeg (Eigenbilzen) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen kroezelmuts: krusəlmeͅts (Eigenbilzen) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kanten muts zonder sierkrans kapmuts: kapmeͅts (Eigenbilzen) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool savooi: sevooi (Eigenbilzen) een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenneke (Eigenbilzen, ... ), koejoodje: koejutsje (Eigenbilzen), kwikstaart: kwikstat (Eigenbilzen, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1