24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
leester (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
lé‧stər (Q086p Eigenbilzen),
geen fon.doc.
lijster (Q086p Eigenbilzen),
zanglijster:
zengleester (Q086p Eigenbilzen)
|
lijster [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] || zanglijster || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zagen:
zoagen (Q086p Eigenbilzen),
zeiken:
Opmerking v.d. invuller (ná vraag 97):
zèken (Q086p Eigenbilzen),
zeveren:
zeveren (Q086p Eigenbilzen),
zèveren (Q086p Eigenbilzen)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24938 |
zavel, lichte klei |
zavel:
zoavel (Q086p Eigenbilzen)
|
zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
hoer:
hoer (Q086p Eigenbilzen),
loper:
lèper (Q086p Eigenbilzen),
sloerie:
sloerie (Q086p Eigenbilzen)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23614 |
zedenpreek |
sermoen (<fr.):
sermoon (Q086p Eigenbilzen)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18972 |
zedig |
zedig:
zedig (Q086p Eigenbilzen)
|
Zedig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23957 |
zedigheid |
zedigheid:
zedigheid (Q086p Eigenbilzen)
|
Zedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33142 |
zeef in de wanmolen |
rooster:
rēstǝr (Q086p Eigenbilzen)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
19343 |
zeer blij |
uitgelaten:
(= uitgelaten).
ootgeloaten (Q086p Eigenbilzen)
|
zeer blij [frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25140 |
zeer warm weer |
heet (weer):
heet wèèr (Q086p Eigenbilzen)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|