19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
zich inbeelen (Q086p Eigenbilzen)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
zich chagrineren (<fr.):
zich sjangeneren (Q086p Eigenbilzen)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
naar de pastoor gaan:
noa de pestoor gwén (Q086p Eigenbilzen)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich generen (Q086p Eigenbilzen)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
zich vergissen:
zich vergissen (Q086p Eigenbilzen)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18201 |
zich verkleden |
andere kleren aantrekken:
aander klèr aontrèkke (Q086p Eigenbilzen),
verkleden:
verkleje (Q086p Eigenbilzen),
verklèje (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)] || Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18819 |
zich vervelen |
zich vervelen:
zich vervèlen (Q086p Eigenbilzen)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
te zien staan:
(= daar sta je te zien).
do stèèst te zien (Q086p Eigenbilzen),
verwonderd zijn:
verwonderd zien (Q086p Eigenbilzen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
induffelen:
induffele (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
warm aandoen:
zich werm oandoen (Q086p Eigenbilzen)
|
Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19257 |
zich zeer slecht gedragen |
de beest uithangen:
de bees oothangen (Q086p Eigenbilzen)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|