33824 |
dartel |
weelderig:
wɛ̄ldǝrex (Q086p Eigenbilzen)
|
Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g]
I-9
|
18250 |
das, sjaal |
sjerp:
šeͅrəp (Q086p Eigenbilzen)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18592 |
dasspeld |
kravattenspang (<fr.):
kravatəspaŋ (Q086p Eigenbilzen)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
absolutie gève (Q086p Eigenbilzen),
de absoluuse géve (Q086p Eigenbilzen)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32570 |
de akker bewerken |
labeuren:
labē̜rǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|
23256 |
de avond luiden |
de avondklok luiden:
də aovəndklok leuit (Q086p Eigenbilzen)
|
De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
18898 |
de baas spelen |
de baas spelen:
de baas spjulle (Q086p Eigenbilzen)
|
de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17855 |
de berg afrollen |
afrollen:
de berg afrollen (Q086p Eigenbilzen),
aftuimelen:
de berg aftômelen (Q086p Eigenbilzen)
|
de berg afrollen [ZND 41 (1943)]
III-1-2
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
naar de catechismus gaan:
no de kattekismes gwen (Q086p Eigenbilzen),
no de kattekismes gwèn (Q086p Eigenbilzen)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23892 |
de catechismusles verzuimen |
de catechismus spijbelen:
de kattekismes spijbele (Q086p Eigenbilzen),
niet naar de catechismus gaan:
nie no de kattekismes gwèn (Q086p Eigenbilzen)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|