e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de zoom afspelden gelijkspannen: gǝlēkspanǝ (Eigenbilzen) De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7
de zoom aftekenen gelijkmaken: gǝlēkmǭkǝ (Eigenbilzen) Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b] II-7
deeg deeg: dēg (Eigenbilzen) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band band: bant (Eigenbilzen) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
deken deken: den déke (Eigenbilzen), dèke (Eigenbilzen), sarge: {uitspraak zie nr. 26]  sòòde (Eigenbilzen) Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] || Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)] III-2-1, III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): dèkenaat (Eigenbilzen), het dékenoat (Eigenbilzen) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken rammelen: rammelen (Eigenbilzen), remmelen: remmelen (Eigenbilzen) Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2
deklatten dakenlatten: dø̄klatǝ (Eigenbilzen) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: dèksəl (Eigenbilzen, ... ) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van een doodskist deksel: deksel (Eigenbilzen), dèksel (Eigenbilzen) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] III-2-2