e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dempig dempig: dɛmpex (Eigenbilzen) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: den (Eigenbilzen) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenappel dennenappel: denneappel (Eigenbilzen) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] III-4-3
dennennaalden dennenspangen: dennəspangə (Eigenbilzen) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
deugd deugd: djèch (Eigenbilzen), déég (Eigenbilzen) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3
deugdzaam deugdzaam: djèchzem (Eigenbilzen), déégzoam (Eigenbilzen) Deugdzaam. [N 96D (1989)] III-3-3
deugniet deugeniet: dēgəniet (Eigenbilzen), dègeniet (Eigenbilzen), ook materiaal znd 23,4  dêgəniet (Eigenbilzen), ondeugd: ondèèg (Eigenbilzen), ondeugend kind: ŏndøgənt kēnt (Eigenbilzen), moeilijk leesbaar  ondjentig kind (Eigenbilzen), vagebond: (goedig).  voagebont (Eigenbilzen) deugniet [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: ’n blets (Eigenbilzen) een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: dēr (Eigenbilzen) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurknop, deurklink klink: klink (Eigenbilzen) Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1