e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dompelen in het water houden: in t waoter hagen (Eigenbilzen), Opm. invuller schrijft erbij: (? onduidelijk).  in ⁄t waoter hagen (Eigenbilzen, ... ), soppen: #NAME?  soppen (Eigenbilzen) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: donnerbeeske (Eigenbilzen), donnerbeeskes (Eigenbilzen), donərbe.skəs (Eigenbilzen) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: donnərən (Eigenbilzen, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderslag donderslag: donnersloag (Eigenbilzen) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderwolk: donnərwōk (Eigenbilzen), onweerachtig: scherpe e; (= achtig).  onwèèr étig (Eigenbilzen) donderwolk [ZND 33 (1940)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx donder: donnər (Eigenbilzen, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker worden, duisteren donker worden: (wjunne = worden).  donkel wjunne (Eigenbilzen) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Eigenbilzen), donkəl (Eigenbilzen) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
donkere metten donkere metten: de donkel mette (Eigenbilzen) De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)] III-3-3
dons, nestveren duivelshaar: divəlshaōr (Eigenbilzen) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1