e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopkapel doopkapel: dèèpkapel (Eigenbilzen, ... ), doopvontplaats: de dèèpfontplaots (Eigenbilzen) De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopmutsje doopmutsje: dōpmetskə (Eigenbilzen) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopsel doopsel: dèèpsel (Eigenbilzen), het deepsel (Eigenbilzen) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsprei doopsprei: de deepsprej (Eigenbilzen) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopvont: doopvont (Eigenbilzen), du:pfunt (Eigenbilzen), dèèpvont (Eigenbilzen), het dèèpfont (Eigenbilzen) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater doopwater: dèèwoater (Eigenbilzen), wijwater: weewaoter (Eigenbilzen), weewater (Eigenbilzen) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door elkaar, verward onregelmatig: onregelmoatig (Eigenbilzen), verward: verward (Eigenbilzen) niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
doordeweekse (werk)schort blauwe schortel: blauwe sjotel (Eigenbilzen), werkschortel: werksjotel (Eigenbilzen) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkdaagse kleren: swerdəsə klēͅr (Eigenbilzen), werkkleren: werkklèèr (Eigenbilzen) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis doordeweekse mis: dwör de wéékse més (Eigenbilzen), weekmis: wèèkmès (Eigenbilzen) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3