| 20505 |
een borrel drinken |
een drupje pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ə drèpkə pakkən (Q086p Eigenbilzen)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
| 20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
jonger
ənə bwø̄təram smēͅrən (Q086p Eigenbilzen),
een kant smeren:
ənə kant smēͅrən (Q086p Eigenbilzen)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
| 22484 |
een cadeau geven |
cadeau (fr.) geven:
kado gèven (Q086p Eigenbilzen)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
| 24014 |
een communie-examen afnemen |
godsdienstexamen afpakken voor de eerste communie (<lat.):
n godsdiensexoame oafpakke vér zen joste kommiene (Q086p Eigenbilzen)
|
Een godsdienstexamen afnemen vóór de eerste H. Communie, "uitzetten"[oeszetse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 34532 |
een ei |
ei:
ē (Q086p Eigenbilzen),
ęǝ (Q086p Eigenbilzen),
eitje:
ęi̯kǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 23950 |
een gelofte doen |
beloven:
belaove (Q086p Eigenbilzen),
gelofte doen:
gelofte doen (Q086p Eigenbilzen)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 20131 |
een hond vleien |
aaien:
\'= aaien\'
ieën (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 19855 |
een huis huren |
huren:
hīrə (Q086p Eigenbilzen)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
| 20175 |
een kind op de arm dragen |
een kind dragen:
é kind droage (Q086p Eigenbilzen),
een kind op de arm dragen:
⁄n kind op den èrm dwagen (Q086p Eigenbilzen),
arm
e kind op den erm draoge (Q086p Eigenbilzen)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
| 22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring op de grond trekken:
’nə rang op də grond trèkken (Q086p Eigenbilzen)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|