id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20505 | een borrel drinken | een drupje pakken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m ə drèpkə pakkən (Eigenbilzen) | druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3 |
20941 | een boterham smeren | een boterham smeren: jonger ənə bwø̄təram smēͅrən (Eigenbilzen), een kant smeren: ənə kant smēͅrən (Eigenbilzen) | smeren [RND] III-2-3 |
22484 | een cadeau geven | cadeau (fr.) geven: kado gèven (Eigenbilzen) | Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-2 |
24014 | een communie-examen afnemen | godsdienstexamen afpakken voor de eerste communie (<lat.): n godsdiensexoame oafpakke vér zen joste kommiene (Eigenbilzen) | Een godsdienstexamen afnemen vóór de eerste H. Communie, "uitzetten"[oeszetse]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
34532 | een ei | ei: ē (Eigenbilzen), ęǝ (Eigenbilzen), eitje: ęi̯kǝ (Eigenbilzen) | [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12 |
23950 | een gelofte doen | beloven: belaove (Eigenbilzen), gelofte doen: gelofte doen (Eigenbilzen) | Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
20131 | een hond vleien | aaien: \'= aaien\' ieën (Eigenbilzen) | Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1 |
19855 | een huis huren | huren: hīrə (Eigenbilzen) | een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1 |
20175 | een kind op de arm dragen | een kind dragen: é kind droage (Eigenbilzen), een kind op de arm dragen: ⁄n kind op den èrm dwagen (Eigenbilzen), arm e kind op den erm draoge (Eigenbilzen) | een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] III-2-2 |
22780 | een kring op de grond trekken | een ring op de grond trekken: ’nə rang op də grond trèkken (Eigenbilzen) | Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2 |