17709 |
een wind laten |
een scheet laten:
ne sjiet loate (Q086p Eigenbilzen)
|
wind laten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
barak:
brak (Q086p Eigenbilzen)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
afgelegen:
aofgəlêgen (Q086p Eigenbilzen),
alleen:
elain (Q086p Eigenbilzen),
əlejn (Q086p Eigenbilzen)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] || het huis ligt zo eenzaam, zo afgelegen [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
glorie zij de vader:
glorie zij de vader (Q086p Eigenbilzen)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21568 |
eerder te weinig dan te veel gemeten |
kree gemeten:
das krek gəmēten (Q086p Eigenbilzen),
krek gewaagd:
o lang
das krek gəwog (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23654 |
eerherstellende communie |
eerherstellende communie (<lat.):
de eerherstellende kemiene (Q086p Eigenbilzen)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
eerlijk (Q086p Eigenbilzen)
|
zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
eerl`k (Q086p Eigenbilzen),
fatsoenlijk:
fatsoenlijk (Q086p Eigenbilzen)
|
eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)] || Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22983 |
eerlijk in het spel add. |
fairplay (eng.) (zn.):
Kenden wij reeds.
fairplay (Q086p Eigenbilzen)
|
eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17585 |
eerste baardharen |
melkbaard:
mulkbòòt (Q086p Eigenbilzen)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|