e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
envelop envelop (<fr.): envelop (Eigenbilzen), envəlop (Eigenbilzen) de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)] || een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie besmettelijke ziekte: besmetteleke zikte (Eigenbilzen), besmèttelijke zikte (Eigenbilzen), besmetting: besmètting (Eigenbilzen), ziekte die besmettelijk is: dij ziekdə es bəsmèttəlik (Eigenbilzen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2
epistel epistel (<lat.): den epistel (Eigenbilzen, ... ), epistel (Eigenbilzen) De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
er heet aan toegaan spannen: spannen (Eigenbilzen) er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)] III-1-4
ereboog boog: boog (Eigenbilzen), ereboog: nen ereboag vér de jonge priester (Eigenbilzen), triomfboog: den triomfboag (Eigenbilzen) De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)] III-3-2
ereboog voor de jonge priester ereboog: nen ereboag vér de jonge priester (Eigenbilzen) De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] III-3-3
ereboog voor het bruidspaar ereboog: nen ereboag vér het broodspoar (Eigenbilzen) de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
ereprijs sigaar: &lt; sigaar  segáre (Eigenbilzen) Ereprijs (veronica officinalis). De stengel is geheel onbehaard. De bladeren zijn bij hun top of in ¯t midden het breedst en getand. De bloemen zijn bleekblauw, zelden vleeskleurig, op zeer korte steeltjes gezeten (wilde thee, engel oogje, henneske). [N 92 (1982)] III-4-3
erf mestem: meͅstəm (Eigenbilzen) I-7
erf en omliggende landerijen winning met grond: węneŋ møt gront (Eigenbilzen) De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8