23334 |
kerkwaarts |
naar de kerk:
noa de keerk (Q198p Eijsden)
|
kerkwaarts [SGV (1914)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
ke.rəməs (Q198p Eijsden),
keeh(R)mes (Q198p Eijsden)
|
kermis [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
33536 |
kern van een pit |
kern:
ideosyncr.
kèn (Q198p Eijsden)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
kern:
ideosyncr.
kèn (Q198p Eijsden)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33537 |
kers, zoete soorten |
gascogne:
ideosyncr. dikke donkerrode kers
gasconje (Q198p Eijsden),
spekkers:
ideosyncr. dikke wit-rose kers
sjpekkieës (Q198p Eijsden)
|
dikke donkerrode kers [N 82 (1981)] || dikke wit-rose kers [N 82 (1981)]
I-7
|
33540 |
kersenboom |
kersenboom:
kiësebuim (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
I-7
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
kettel[eg]:
ketǝl[eg] (Q198p Eijsden),
kętǝl[eg] (Q198p Eijsden)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kever (Q198p Eijsden),
kēver (Q198p Eijsden)
|
kever [SGV (1914)] || tor [SGV (1914)]
III-4-2
|
21461 |
kibbelen |
enselen:
hentschele (Q198p Eijsden),
kibbelen:
kibbele (Q198p Eijsden)
|
kibbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
keel (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
kiel [SGV (1914)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)]
III-1-3
|