e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerkwaarts naar de kerk: noa de keerk (Eijsden) kerkwaarts [SGV (1914)] III-3-3
kermis kermis: ke.rəməs (Eijsden), keeh(R)mes (Eijsden) kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
kern van een pit kern: ideosyncr.  kèn (Eijsden) Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)] I-7
kernhout kern: ideosyncr.  kèn (Eijsden) Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)] III-4-3
kers, zoete soorten gascogne: ideosyncr. dikke donkerrode kers  gasconje (Eijsden), spekkers: ideosyncr. dikke wit-rose kers  sjpekkieës (Eijsden) dikke donkerrode kers [N 82 (1981)] || dikke wit-rose kers [N 82 (1981)] I-7
kersenboom kersenboom: kiësebuim (Eijsden, ... ) I-7
kettingeg, weide-eg kettel[eg]: ketǝl[eg] (Eijsden), kętǝl[eg] (Eijsden) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
kever, tor kever: kever (Eijsden), kēver (Eijsden) kever [SGV (1914)] || tor [SGV (1914)] III-4-2
kibbelen enselen: hentschele (Eijsden), kibbelen: kibbele (Eijsden) kibbelen [SGV (1914)] III-3-1
kiel kiel: keel (Eijsden, ... ) kiel [SGV (1914)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] III-1-3