24339 |
krekel |
krekel:
kriekel (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
krekel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
krentenbaard:
krentenbaard (Q198p Eijsden)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
krentebroed (Q198p Eijsden),
krentenmik:
krentemik (Q198p Eijsden),
krènte miek (Q198p Eijsden)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18875 |
kreunen |
jammeren:
iemere (Q198p Eijsden)
|
kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24893 |
kreupelhout |
onderbos:
ideosyncr.
onder-bosch (Q198p Eijsden)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (Q198p Eijsden)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
lopertje spelen:
lø͂ͅpərkə (Q198p Eijsden),
nalopertje spelen:
Naoleuperke (Q198p Eijsden),
/
Naoleuperke (Q198p Eijsden)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || tikkertje [SND (2006)]
III-3-2
|
17861 |
krioelen |
wriemelen:
wriemele (Q198p Eijsden)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (Q198p Eijsden)
|
krom [SGV (1914)]
III-4-4
|
28870 |
kromme lat |
reverslat:
rǝvē̜rslat (Q198p Eijsden)
|
Een gebogen lat die men gebruikt bij het tekenen en uitmeten van het patroon. Deze moet zo gebogen zijn dat daarlangs kanten van schoot en revers gemakkelijk getrokken worden. De lat is bij voorkeur gemaakt van een niet splinterende houtsoort (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 4. [N 59, 3b]
II-7
|