e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molsla zuurmelk: ideosyncr.  zoermell’k (Eijsden) De bladeren van een paardebloem die onder een molshoop gee en mals blijven en die als sla gegeten worden (molsla, suikerij, veldsla, platter). [N 82 (1981)] I-7
molton molton: molton (Eijsden) Dik wollen, halfwollen of katoenen weefsel in effen of keperbinding geweven. [N 62, 92; N 62, 89a; N 62, 91; N 59, 201] II-7
mond mond: mond (Eijsden), mongk (Eijsden), mōnt (Eijsden), mun (Eijsden) mond [RND], [SGV (1914)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || monden [SGV (1914)] III-1-1
mond (spotnamen) bakkes: bakkes (Eijsden), muil: mojl (Eijsden), snuits: šnoets (Eijsden) Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] III-1-1
monicazak monicatas: monikates (Eijsden) een binnenzak met ruimte tussen de zak en het pand (monikazak?) [N 59 (1973)] III-1-3
monnik pater (lat.): poater (Eijsden) monnik [SGV (1914)] III-3-3
morgengebed morgengebed: mörgegebed (Eijsden) morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
mortel mortie: mǫrti (Eijsden) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9
mortel bereiden mortie maken: (mortie) mǭǝkǝ (Eijsden) De verschillende grondstoffen voor de bereiding van mortel afmeten en dooreenmengen. Zie voor de fonetische documentatie van '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 40a; monogr.] II-9
mortelbak mortiebak: [mortie]bak (Eijsden), vogel: vuǝgǝl (Eijsden) Van een handvat voorziene houten bak, soms aan de binnenzijde met blik of zink versterkt, waarmee de handlanger de aangemaakte mortel op de schouder naar de metselaar brengt. Aan de onderzijde van de bak kan een houten stok bevestigd zijn. Er bestaan ook geheel uit metaal vervaardigde mortelbakken. Zie ook afb. 22. In Q 198 kende men een uitvoering die van twee armen was voorzien en op beide schouders rustte. Zie voor de woordtypen 'vogel' en 'spijsvogel' ook het lemma 'Modderbak' in wld ii.8, pag. 40. De woorddelen '(mortel)-' ,'(spijs)-' etc. zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Mortel'. [N 30, 45b; monogr.; div.] II-9