25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
theeketel:
theeketel (Q198p Eijsden)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|
22842 |
pandverbeuren |
pandgeven:
paand gĕve (Q198p Eijsden)
|
pandverbeuren [SGV (1914)]
III-3-2
|
30474 |
pannenstrijker |
klein pleisterschopje:
kle ̞ŋ plīštǝršøpkǝ (Q198p Eijsden)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
pitstang:
pitš`taŋ (Q198p Eijsden)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
20558 |
pap |
pap:
pap (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
brij [SGV (1914)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
pampier (Q198p Eijsden),
papier (Q198p Eijsden)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
paraplu (Q198p Eijsden)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18395 |
parel |
parel:
pērel (Q198p Eijsden)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
28840 |
pasband |
zelfkant:
zęlǝfkānt (Q198p Eijsden)
|
Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW]
II-7
|
28861 |
paskoord |
gimp:
gem (Q198p Eijsden)
|
Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8]
II-7
|