28897 |
paspop |
buste:
bȳstǝ (Q198p Eijsden)
|
Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33]
II-7
|
18183 |
passen |
passen:
pasǝ (Q198p Eijsden)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.]
II-7
|
28898 |
passpiegel |
passpiegel:
pasšpigǝl (Q198p Eijsden)
|
Grote spiegel waarin men zich helemaal kan zien, ten voeten uit. [N 59, 34]
II-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pəstu.ər (Q198p Eijsden)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
25361 |
pastoorsstuk |
pastoorsstuk:
pǝštursštøk (Q198p Eijsden)
|
Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.]
II-1
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
paschterei (Q198p Eijsden)
|
pastorie [SGV (1914)]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
poͅ.tər (Q198p Eijsden)
|
pater [RND]
III-3-3
|
28941 |
patroontekenen |
patroontekenen:
pǝtruntɛ̄kǝnǝ (Q198p Eijsden)
|
Het zelf tekenen op papier van een knippatroon met de juiste maten en verhoudingen. [N 59, 48b]
II-7
|
23285 |
paus |
paus:
paus (Q198p Eijsden)
|
paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
33562 |
peen, wortel |
kroenzelen:
ideosyncr. wortelen
kronsele (Q198p Eijsden)
|
wortelen [N 82 (1981)]
I-7
|