21006 |
prei |
spoier:
spōir (Q198p Eijsden)
|
prei [SGV (1914)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
prent(je):
print (Q198p Eijsden)
|
prent [SGV (1914)]
III-3-2
|
19333 |
pret, schik |
schik:
schik (Q198p Eijsden)
|
schik [SGV (1914)]
III-1-4
|
28890 |
priem |
troggelpinnetje:
trǭgǝlpenǝkǝ (Q198p Eijsden)
|
Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.]
II-7
|
29943 |
priemen |
priemen:
%%de volgende opgaven zijn enkelvoud%%
prīm (Q198p Eijsden)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
23326 |
priester |
priester:
preeschter (Q198p Eijsden)
|
priester [SGV (1914)]
III-3-3
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
steek:
sjtieëk (Q198p Eijsden)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ.is (Q198p Eijsden)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
puntdraad:
pøŋtdrǭt (Q198p Eijsden)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dok:
dok (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Wurfkreisel.
III-3-2
|