25407 |
slachtbrug |
schraag:
šrǭx (Q198p Eijsden)
|
De houten brug waarin het rund verder ver-werkt wordt. Vaak is dit een constructie van twee lange balken die - met inachtneming van enige onderlinge tussenruimte - door twee dwarsbalken zijn verbonden. In de zo tot stand gekomen rechthoekige ruimte past de rug van het dier: opzij vallen is door de steunende werking van de balken niet mogelijk. Ook andere middelen worden wel gebruikt om dit te bereiken: Zie afb. 7. [N 28, 39; monogr.]
II-1
|
25342 |
slachten |
slachten:
šlaxtǝ (Q198p Eijsden)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
25426 |
slachthout |
slachthout:
šlaxhōt (Q198p Eijsden)
|
Het stuk hout waaraan het geslachte dier ter verdere verwerking wordt opgehangen. De semantische overeenkomst met "spanhout" is vrij groot, omdat het spanhout en het slachthout tegelijk de functie kunnen hebben het "dichtklappen" van het dier te voorkomen. Toch zijn beide begrippen in twee aparte lemmata verwerkt. Zie ook het lemma ''spanhout''. [N 28, 64; N 28, 66; N 5aII, 62b]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
schlĕg (Q198p Eijsden),
schloig (Q198p Eijsden)
|
slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
25387 |
slagader inkorten |
inkorten:
īnkortǝ (Q198p Eijsden)
|
Als de keel van het rund is doorgesneden, kan een deel van het uitstromende bloed stollen. Door een stukje van de slagader af te snijden verwijdert men de prop stolsel die verder uitstromen van het bloed belemmert. [N 28, 37; Veldeke 10. 581: monogr.]
II-1
|
24375 |
slak |
slak:
schlek (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
karakol:
caracole (Q198p Eijsden)
|
slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18411 |
slappe vilten hoed |
vilten hoed:
veelte hood (Q198p Eijsden)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
galgenaas:
galgenaos (Q198p Eijsden)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-1-4
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
hondsweer:
honswèr (Q198p Eijsden)
|
slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)]
III-4-4
|