e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smeermiddel olie: olie (Eijsden) Het smeermiddel waarmee blik, plaat of vorm worden ingevet. In N 29, 38b werd gevraagd naar het middel waarmee men invette. Deze vraag is dubbelzinnig opgevat. Een aantal informanten geeft een benaming of voor een bepaalde vaste of vloeibare smeerstof op. Een ander aantal noemt het werktuig waarmee de smeerstof uitgesmeerd wordt. Op grond hiervan zijn de opgaven van N 29, 38 verdeeld over twee lemmata. [N 29, 38b] II-1
smeerpoes onnut: ōennöt (Eijsden) smeerpoes [SGV (1914)] III-1-4
smeken bidden: bĕje (Eijsden, ... ) smeeken [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
smeren smeren: schmere (Eijsden) smeren [SGV (1914)] III-2-3
smid smid: šmē̜t (Eijsden  [(mv šmē̜j)]  ), šmīt (Eijsden  [(mv šmɛj)]  ) In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.] II-11
smidse smis(se): šmīs (Eijsden) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
sneeuwbes belletjesboom: ideosyncr.  belkes-baom (Eijsden), belletjesstruik: ideosyncr.  belkes-schtroek (Eijsden) De vruchtjes van deze struik (appeltje, witappeltje, klasballeke, baffel, kraakbes, ei, knetserke, klokkebei). [N 82 (1981)] III-4-3
sneeuwbui sneeuwbui: ⁄n sjniebuj (Eijsden) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: schneie (Eijsden) sneeuwen [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: schnie (Eijsden), sjnie (Eijsden), sjnĭĕ (Eijsden) sneeuw [RND], [SGV (1914)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4