id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24728 | stam van de knotwilg | stam: ideosyncr. schtam (Eijsden), stok: sjtoek (Eijsden) | De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)] || de ± 2 m. hoge stam van de knotwilg [DC 13 (1945)] III-4-3 |
26871 | stamper | dam: dam (Eijsden), stamper: štāmpǝr (Eijsden) | Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-9 |
22730 | standbeeld | standbeeld: sjta:nbe.lt (Eijsden) | standbeeld [RND] III-3-2 |
21260 | steeg, steegje | steeg, steegje: schtēg (Eijsden), schtĕgske (Eijsden) | steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)] III-3-1 |
17821 | steek | steek: schtēek (Eijsden), sjtieëk (Eijsden) | steek [SGV (1914)] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)] III-1-2, III-1-3 |
23306 | steek met drie hoeken | drietip: dreitiep (Eijsden) | steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)] III-3-3 |
26953 | steekschop | graafschup: grǭfšøp (Eijsden) | De schop waarmee men het graafwerk verricht. Woordtypen als 'steekschup', 'graafschup' en 'spade' verwijzen waarschijnlijk naar een schop met een vlak, aangescherpt blad, dat min of meer in het verlengde van de steel is geplaatst, terwijl termen als 'platte schup', 'bats', 'pan' en 'schuitje' eerder op een schop met een wat groter blad duiden. [N 30, 26b; monogr.] II-9 |
19527 | steelpan | melkpannetje: meelkpenneke (Eijsden) | pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
20942 | steen | keen: ideosyncr. kèjn (Eijsden), kèn (Eijsden) | De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] III-2-3 |
33683 | steenachtige grond | kiezelgrond: kizǝlgrōŋt (Eijsden), steenland: štēnlānt (Eijsden) | Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4] I-8 |