20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
stiefkingder (Q198p Eijsden)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
steegmoeder (Q198p Eijsden)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
stiefouders (Q198p Eijsden)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
steegvaader (Q198p Eijsden)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
stiefzoon (Q198p Eijsden)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achterbaks:
aterbaks (Q198p Eijsden),
geniepig:
geniepig (Q198p Eijsden),
stiekem:
sjtiekem (Q198p Eijsden),
stiekempjes:
sjtiekemkes (Q198p Eijsden),
stilletjes:
sjtéllekes (Q198p Eijsden)
|
achterbaks [SGV (1914)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
duur:
dø̄r (Q198p Eijsden)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
stijsel (Q198p Eijsden)
|
Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
28894 |
stikmachine |
stikmachine:
štikmǝšin (Q198p Eijsden)
|
Naaimachine om mee te stikken. [N 59, 17a]
II-7
|
28975 |
stiksteek |
stiksteek:
štikštiǝk (Q198p Eijsden)
|
Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46]
II-7
|