20891 |
tabak |
toebak:
toubak (Q198p Eijsden)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
28802 |
taf |
taf:
taf (Q198p Eijsden)
|
Lichte, geheel uit gekookte zijde geweven, effen stof. [N 62, 96; N 59, 201; MW]
II-7
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmets:
taofelmets (Q198p Eijsden)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28956 |
taillesuçon |
taillesuçon:
taillesuçon (Q198p Eijsden)
|
Puntnaad om de taille te accentueren. Volgens de informant van Q 16 zit deze naad rechts en links onder elke boezem één, onder de armen naast de boezem en in de rug in de taille. [N 59, 94c]
II-7
|
28937 |
taillewijdte |
bandwijdte:
bāntwęjtǝ (Q198p Eijsden),
taillewijdte:
tajwęjtǝ (Q198p Eijsden)
|
De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (Q198p Eijsden),
ideosyncr.
tak (Q198p Eijsden),
takje:
tekske (Q198p Eijsden)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
vreewis:
vrīweš (Q198p Eijsden)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
ideosyncr.
kroen (Q198p Eijsden),
tak (mv.):
tek (Q198p Eijsden)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
tak (mv.) krijgen:
ideosyncr.
tek (Q198p Eijsden)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|