e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tussenbeenlengte - bij broeken tussenbeenlengte: tøsǝbɛ̄nlęŋtǝ (Eijsden) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tussenklauwontsteking slak: šlɛk (Eijsden) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
tweed tweed: tweed (Eijsden) Wollen of katoen lakenachtig weefsel van kaardgaren in verstelde rib- of keperbinding, met name voor jassen en mantels (Van Dale, pag. 3012). [N 62, 98; N 59, 201] II-7
tweede pas tweede pas: twidǝ pas (Eijsden) [N 59, 76b] II-7
twijg, jonge tak tak: ideosyncr.  tak (Eijsden) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3
ui, ajuin unne: unne (Eijsden) I-7
uier ouwer: ūǝr (Eijsden), uier: ȳi̯ǝr (Eijsden) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uil uil: uil (Eijsden) uil [SGV (1914)] III-4-1
uit de as gezeefde kolen ameren: aëmere (Eijsden) Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
uiteren uiteren: øtǝrǝn (Eijsden) Een naad aan de bovenzijde overnaaien, zodat hij onzichtbaar wordt. Zie afb. 43. [N 59, 59; monogr.] II-7