e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkensvet smout: schmaat (Eijsden) smout [SGV (1914)] III-2-3
vaste bloedmassa knabbelen: knabǝlǝ (Eijsden) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste boord kraag: kraoëg (Eijsden) kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vaste varkenshuid vel: vɛl (Eijsden) De huid die op het varken vast bleef zitten. Woordtypen als "zwaard(s)", "zwaars", "zwoord", "zwoors" komen in de betekenis "harde rand van een snede spek" ook nog voor in een ander verband in het woordenboek. [N 28, 30; monogr.] II-1
vaste voer- en drinkbak krib: krøp (Eijsden), kręp (Eijsden) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vastenavond vastavond: vaschschtoavend (Eijsden), vasjtoͅ,vənt (Eijsden) vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)] III-3-2
vastendag vastendag: vaaschtendoig (Eijsden) vastendag [SGV (1914)] III-3-3
vastentijd vasten: vaaschte (Eijsden) vasten [SGV (1914)] III-3-3
vat vat: vǭǝt (Eijsden  [(20 kg)]  ) Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.] II-3
vee beesten: bīštǝ (Eijsden), vee: vi (Eijsden) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11