33505 |
veldsla |
veldsalade:
ideosyncr.
veld slaoj (Q198p Eijsden)
|
Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)]
I-7
|
33696 |
veldweg |
vaart:
vōrt (Q198p Eijsden),
vǭi̯t (Q198p Eijsden)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
33240 |
veldwortel, stoppelwortel |
veldwortelen:
vɛltwǫtǝlǝ (Q198p Eijsden)
|
Daucus carota L. Wortelvariëteit vernoemd naar de teeltwijze. Indien het antwoord hetzelfde is als de algemene benaming uit het lemma Winterwortel, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. [N Q, 6a; monogr.]
I-5
|
28813 |
velvet |
velvet:
vɛlvɛt (Q198p Eijsden)
|
Oorspronkelijk zijden kettingfluweel; later in fluweelbinding geweven stoffen waarbij de poolinslagen doorgesneden zijn, zoals manchester (Van Dale, pag. 3118). [N 59, 201; MW]
II-7
|
20660 |
venkel |
venkel:
vinkel (Q198p Eijsden),
ideosyncr.
vinkel (Q198p Eijsden)
|
venkel [SGV (1914)] || Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venštǝrbā̄ŋk (Q198p Eijsden)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
25618 |
verbranden |
verbranden:
vǝrbrānt (Q198p Eijsden)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruien (Q198p Eijsden)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdaach(t) (Q198p Eijsden)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
24634 |
verdord |
dood:
ideosyncr. dood
doet (Q198p Eijsden),
kapot:
ideosyncr. dood
kapot (Q198p Eijsden),
uitgedroogd:
ideosyncr.
oetgedruugd (Q198p Eijsden)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|