21542 |
vijf frank |
stuk:
Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!
e sjtuk (Q198p Eijsden)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!
e gowwe vijfke (Q198p Eijsden)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
ideosyncr.
vieg (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vęjl (Q198p Eijsden)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
wijert:
węjǝrt (Q198p Eijsden)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
30793 |
vilder |
vilder:
vęldǝr (Q198p Eijsden)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
vęlǝ (Q198p Eijsden)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (Q198p Eijsden),
vìnne (Q198p Eijsden)
|
vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
veende (Q198p Eijsden)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden),
viŋər (Q198p Eijsden)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|