e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerhoed vingerhoed: viŋǝrhōt (Eijsden) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingerlid vingerlid: vingerljīēt (Eijsden) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vink vink: vink (Eijsden) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] III-4-1
viooltje pense (fr.): ideosyncr. viooltje  pensée (Eijsden) [N 82 (1981)] I-7
vis, algemeen vis: vès (Eijsden, ... ) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
visaas aas: oas (Eijsden), made: Veldeke  ’n mooj (Eijsden) aas [SGV (1914)] || wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel garde: gaert (Eijsden), visgarde: veschgēīrt (Eijsden) hengel [SGV (1914)] || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
viskorf viskist: vēskisch (Eijsden, ... ), vēskischt (Eijsden, ... ) beun (vischkast) [SGV (1914)] III-3-2, III-4-2
vissen add. vis (zn.): vès (Eijsden) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vlaaischotel vlaaischotel: vlaojsjōētel (Eijsden) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1