22375 |
vlieger |
waaierd:
wāīrt (Q198p Eijsden)
|
vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi.pəl (Q198p Eijsden),
piepel (Q198p Eijsden),
pepeltje:
piepelkes (dim.mv.) (Q198p Eijsden)
|
vlinder [SGV (1914)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
nondejuke:
nondezjuuke (Q198p Eijsden),
strikje:
sjtriekske (Q198p Eijsden)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloe (Q198p Eijsden),
Veldeke
’n vloe (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlu:
vlu (Q198p Eijsden),
Veldeke
vlü (Q198p Eijsden)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
25629 |
vloeistof voor het bereiden van beschuitdeeg |
melk:
mēlk (Q198p Eijsden)
|
Het beschuitmeel wordt vermengd met een vloeistof, bestaande uit water en/of melk, waaraan soms eieren worden toegevoegd. Indien voorradig wordt ook biestmelk gebruikt. [N 29, 57b]
II-1
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vlooke (Q198p Eijsden)
|
vloeken [SGV (1914)]
III-3-1
|
30006 |
vloermortel |
cementmortie:
sǝmeŋtmorti (Q198p Eijsden)
|
Mortel voor het leggen van een gladde vloerlaag. Volgens de invuller uit Q 83 werd de 'chape' ('šap') samengesteld uit 'Rijnzavel' ('ręjnzǭvǝl') en 'cement' ('sǝm'nt'). Wanneer de vloer met parket belegd moest worden werd er kurk door de mortel gemengd. Daardoor kon er later beter in de vloer gespijkerd worden. Ook in P 176 werd vloermortel aangemaakt met 'Rijnzavel' ('rē̜nzǭvǝl') en 'pure cement' ('pȳrǝ sǝm'nt'). In L 318b werd een gestorte cementvloer 'de dek' ('dǝn dęk') genoemd. In Q 111 en Q 113 bestond een betonnen vloer uit twee lagen. De gladde bovenlaag, de 'fijne schicht' ('fīn šix') werd met cementmortel gemaakt. De term 'schuurspijs' werd in Q 19 zowel gebruikt voor mortel voor het afwerken van muren als van vloeren. Wanneer het de afwerking van een muur betrof werd de mortel opgeschuurd met een houten 'plets' ('pl'tš'), terwijl de vloer met een stalen 'gletter' ('gl'tǝr') gelijk gemaakt werd. Zo'n 'gletter' voor de vloer was soms een meter lang. 'Schuurspijs' werd verwerkt door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38f; monogr.]
II-9
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvøͅi̯s (Q198p Eijsden)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
34191 |
vlokken in de melk |
vlokken:
vlǫkǝ (Q198p Eijsden)
|
Bij uierontsteking kunnen er kleine stolseltjes in de melk komen. [N 52, 5b; A 48A, 10b; N 52, 5a, 5c]
I-11
|