33385 |
voergang in de paardestal |
voerij:
vrē̜ ̞i̯ (Q198p Eijsden)
|
De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.]
I-6
|
26640 |
voergoed, voermeel |
beestengoed:
bīštǝgōt (Q198p Eijsden)
|
Maalgoed dat bestemd is voor dierenvoeder. Het is gewoonlijk vervaardigd uit koren en haver, of zemelen. [JG 1a; JG 2c; Jan 267; Coe 250; Grof 280; N O, 37g]
II-3
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vōreŋ (Q198p Eijsden)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
17777 |
voet |
voet:
veut (Q198p Eijsden),
voot (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden)
|
voet [SGV (1914)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
23188 |
voetballer |
voetballer:
Karte 165.
vut}/[vūt}baller (Q198p Eijsden)
|
Fussballspieler.
III-3-2
|
23187 |
voetbalspel |
voetballen:
Karte 163.
vut}ballen n. (Q198p Eijsden)
|
Fussball(veranstaltung).
III-3-2
|
23028 |
voetbalwedstrijd |
wedstrijd:
Karte 166.
wedstrijd (Q198p Eijsden)
|
(Fussball)spiel.
III-3-2
|
33732 |
voetgangershek |
molentje:
mølǝkǝ (Q198p Eijsden)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
17778 |
voetzool |
balk:
bāālek (Q198p Eijsden)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (Q198p Eijsden),
vogel (mv.):
veugel (Q198p Eijsden)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|