20394 |
echtgenoot |
man:
man (Q198p Eijsden),
mān (Q198p Eijsden)
|
[haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (Q198p Eijsden)
|
vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
18101 |
eczeem |
eczeem:
eczeem (Q198p Eijsden)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikhuuntsje (Q198p Eijsden),
eikkūnsche (Q198p Eijsden)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)] || eekhorentje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
kwert:
kwērt (Q198p Eijsden)
|
eelt, eeltknobbel [SGV (1914)]
III-1-2
|
29084 |
een bochel inwerken |
het model van de rug in de jas brengen:
ǝt modǝl vān dǝ røk in dǝ jas breŋǝ (Q198p Eijsden)
|
Een bochel in een jas werken door middel van het knippen van het patroon of door strijken of persen. [N 59, 89]
II-7
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən butram šmēͅrə (Q198p Eijsden)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
29088 |
een draad om het knoopsgat naaien |
indraaien:
indri-jǝ (Q198p Eijsden)
|
Een draad om het knoopsgat naaien tegen het uitrafelen. [N 59, 139]
II-7
|
34532 |
een ei |
ei:
ēi̯ (Q198p Eijsden)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|