id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24987 | glad, glijdend | glatsig: gletsig (Eijsden) | glad [SGV (1914)] III-4-4 |
33739 | gladde ijzerdraad | zoete draad: zø̄tǝ drǭt (Eijsden) | Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8 |
22376 | glijbaan | roetsjbaan: roetsjbaan (Eijsden), schijvel: / Sjievel (Eijsden) | glijbaan [SND (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
17853 | glijden | glitschen (du.): gletse (Eijsden), glitsen: gletse (Eijsden), scharrebrikken: - op `t ijs. slavrikke (Eijsden), schijvelen: sjievele (Eijsden), schuivelen: sjievele (Eijsden) | glijden [SGV (1914)], [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2 |
24316 | glimworm | vuurworm: vuurwörm (Eijsden) | glimworm [SGV (1914)] III-4-2 |
18957 | gluiperd | sluiper: schloeper (Eijsden) | gluiper [SGV (1914)] III-1-4 |
33919 | goedaardige droes | krop: krø̜p (Eijsden) | Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9 |
21326 | goedkoop | goedkoop: gooiekoup (Eijsden) | goedkoop [SGV (1914)] III-3-1 |
18954 | goedzak | soppebroer: soppebroor (Eijsden) | goedzak [SGV (1914)] III-1-4 |
24538 | gom | gom: ideosyncr. gom (Eijsden), gum (Eijsden) | De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] III-4-3 |