e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

Gevonden: 2926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof grof: groef (Eijsden) grof [SGV (1914)] III-3-1
grof gebouwde vrouw bammel: en baamel (Eijsden) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1
grond waarop de boerderij staat erf: ɛrǝf (Eijsden) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grond, aarde aarde: ęrt (Eijsden), grond: gront (Eijsden), grou̯nt (Eijsden), grōnt (Eijsden) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grondwerker grondwerker: groŋtwērkǝr (Eijsden) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9
grootmoeder grootmoeder: groedmoeder (Eijsden), groetmueder (Eijsden) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
grootouders grootvader en grootmoeder: omschreven  groedvader en groedmoeder (Eijsden) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: grude (Eijsden) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader grootvader: groedvader (Eijsden) grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2
grootwerk groot werk: grut węrk (Eijsden) Het werk dat bestaat in het maken van grote kledingstukken zoals colberts en winterjassen. [N 59, 194b] II-7