e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

Gevonden: 2926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzakken neerslaan: nērgǝšǭǝgǝ (Eijsden) Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b] II-1
inzouten pekelen: pèkele (Eijsden), zouten: zoate (Eijsden) Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)] III-2-3
jachtpak jachtkostuum: jachtkesjtuum (Eijsden) het jachtcostuum [N 59 (1973)] III-1-3
jacquetjak basquine (fr.): beskien (Eijsden) jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)] III-1-3
jacquetpak jacquet (<fr.): zjakit (Eijsden, ... ) het jacquet-costuum [N 59 (1973)] || jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jagersjas loden jas: Cfr. WNT sub lood, ss. loodmantel, minder juist voor loden mantel. Cfr. Van Dale: loden (I) (Hd.): 1) sterk gevolde dichte wollen stof; 2) jas, mantel, cape van de onder 1. genoemde stof NB Van Dale (DN): Loden, loden jas, mantel NB Van Dale (FN): loden [lodn], loden jas.  lode-jas (Eijsden) groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)] III-1-3
jak basquine (fr.): beskien (Eijsden), jak: jak (Eijsden, ... ), Het hoge boordje versterk met baleintjes noemde men gimp (naar Fr. gulimpe).  jak (Eijsden), kazavekje: kasjeviekske (Eijsden) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3
jaloers jaloers: sjaloes (Eijsden) jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jammer jammer: ⁄t is jaomer (Eijsden), zonde: ⁄t is zun (Eijsden) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
janken janken: jaanke (Eijsden), joenken: joenke (Eijsden) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1